Het boek van de wevervogel – Y.B. Mangunwijaya4 min read
Iedereen die Indische romans van Nederlandse schrijvers heeft gelezen, of het nu gaat om Multatuli, Couperus, P.A. Daum, Maria Dermoût, A. Alberts, Johan Fabricius of Marion Bloem, zou ook vertaalde boeken van Indonesische auteurs moeten lezen, zoals Pramoedya Ananta Toer, Ayu Utami of deze Y.B. Mangunwijaya. Het is een verademing.
Het boek van de wevervogel speelt tijdens de woelige jaren vlak na de Japanse bezetting van Indonesië, na het uitroepen van de republiek door Soekarno en Hatta. Teto, de hoofdpersoon, kiest voor de kant van de Nederlanders. Dat levert teksten op waar geen enkele Nederlandse schrijver sinds 1945 meer mee weg zou kunnen komen:
Onzin allemaal, die vrijheid. Een bedrieglijke slogan. Merdeka? Dachten ze dat de mensen in de dorpen en in de volkswijken meer vrijheid zouden hebben onder het rood-wit van de Republiek dan onder de Nederlandse vlag? Wat voor vrijheid? Vrijheid onder hun eigen Javaanse vorsten in plaats van onder het Gouvernement? Maar Pappie was in Magelang vrijer dan in de Mangkunegaran. Daar lag de fout in hun logica: ze dachten dat de staat hetzelfde was als het volk. Als de staat vrij was, dachten ze, zou automatisch het volk ook vrij zijn. Nonsens.
De chaos van de oorlog komt goed naar voren. De vader van Teto is gedood of misschien gevangen gezet; niemand die het weet. Moeder moest zich opofferen als bijzit van een Japanse officier en is dood. Het meisje waarop hij verliefd is, werd secretaresse van de eerste premier van de nog niet-erkende regering van de nieuwe republiek, de vijand dus. Teto kiest voor het oude gezag, uit afschuw van het schrikbewind van de Japanners en de opportunistische collaboratie van de nationalisten.
Buiten de politiek geëngageerde studenten (de pemoeda’s), de nationalistische leiders en de aanhangers van de islamitische afscheidingsbewegingen waren er in Indonesië wel meer mensen die zo dachten:
Eerlijk gezegd zou Pak Trunya er geen bezwaar tegen hebben als de Hollanders weer in de plaats van de Japanners kwamen. Als hij maar rustig zijn rijst kon planten en als zijn kinderen maar kleren hadden en naar school konden gaan. Een onafhankelijk Indonesië was ook goed. Hoewel, als hij mocht kiezen, dan koos hij toch de Hollanders maar. Dat waren capabele mensen en, al waren ze vaak grof en onbeschaafd, je kon ervan op aan. Als iemand rijst stal, of als er vee was verdwenen, dan werd die rotdief met zekerheid gepakt. Als er een fiets was gestolen, dan kwam de rechercheur met de veldpolitie en de fiets werd zeker teruggevonden. Misschien in Solo, misschien in Magelang, maar hij kwám terecht. Maar nu? Wat een kopzorgen.
Mensen hebben liever rust en voorspelbaarheid dan revolutie en chaos. Daarom zie je overal ter wereld en in alle tijden dat voormalige dictators of hun kinderen vaak in een verkiezing toch weer worden gekozen. Wat vanuit een comfortabele leunstoel in het veilige Nederland meestal onvoorstelbaar is, zal met wat inlevingsvermogen en levenservaring vaak te begrijpen zijn. Veel en gevarieerd lezen, ook van romans met hun ‘verzonnen’ verhalen, helpt daarbij.
Mangunwijaya bouwt het verhaal op vanuit de wisselende perspectieven van personages zoals Teto, het soldatenkind, een klein meisje, een boer of een opschepperige ambassadeur en past daar heel knap zijn schrijfstijl op aan.
Net als in Het peloton van Ben Laurens kan de lezer meevoelen hoe het is om te strijden voor een verloren zaak, in het verliezende leger, dat niet alleen op het strijdveld verliest, maar vooral ook aan de tafels van diplomatie en politiek.
Het verschil tussen het ‘gewone’ Nederlandse leger, de KL, hoofdzakelijk bestaand uit dienstplichtigen en een paar vrijwilligers, en het KNIL wordt goed duidelijk gemaakt door deze Indonesische schrijver:
‘Het Koninklijk Leger. Dat is het leger van de echte Hollandse jongens uit Windmolenland. En het KNIL, dat zijn de huurtroepen van Nederlands-Indië. Het Koninklijk Leger, dat is het leger van de bleke naar kaas ruikende jongeheren. Maar het KNIL, nou, haha, dat is die bandietenbende van de VOC. Doe je mee, bandietje spelen?’
De benaming ‘politionele acties‘ werd als een belediging ervaren door KNIL-soldaten. Alsof ze veldwachters waren in plaats van geharde militairen. De boerenbevolking werd intussen door alle strijdende partijen ernstig mishandeld, vermoord, verkracht, geplunderd en gebrandschat. Overigens beschrijft ook deze Indonesische schrijver, voor een Indonesisch publiek, zijn volk op een manier die bij een Nederlandse schrijver waarschijnlijk als een koloniale stereotypering zou worden afgedaan:
De mensen van dit land waren meesters in de kunst van het zwijgen en niemand had nog kunnen uitmaken wat er op hun gezichten, zo tijdloos als de Borubodur, eigenlijk te lezen stond.
Door alle schermutselingen speelt in deze roman ook een ontroerende liefdesgeschiedenis. Hiermee is het een meeslepende, gelaagde roman geworden. Het nawoord van vertaler F. van den Bosch is voortreffelijk en informatief. Deze roman verscheen in de Nederlandse vertaling in 1987 en is alleen nog tweedehands verkrijgbaar. Het zal misschien even zoeken zijn, maar dat is wat mij betreft zeker de moeite waard.
Recente reacties