Gaven, giften en vergiften – Willem Brakman & Simon Vestdijk4 min read
‘Wat mag het raadsel van uw arbeid wezen?’ vroeg de dichter Adriaan Roland Holst zich af, denkend aan de enorme productiviteit van Simon Vestdijk. De sleutel van dat geheim lag in de depressies die Vestdijk vanaf jonge leeftijd teisterden. Eén of twee keer per jaar werd hij erdoor overvallen en lag hij een paar weken voor dood in zijn bed. Dat bepaalde zijn leven in alle aspecten. Het maakte hem ongeschikt als huwelijkskandidaat, waardoor hij gemakshalve bij zijn hospita bleef die hem verzorgde.
Deze Ans Koster was vertrouwd voor Vestdijk, deed uit liefde werkelijk alles voor hem, wat hem prima uitkwam, maar kreeg er weinig passie voor terug en moest verduren dat Vestdijk tijdens zijn goede periodes (tussen twee depressies door) aan de zwier ging met andere vrouwen, om telkens terug te keren en zich door haar te laten verplegen als de onvermijdelijke depressie weer toesloeg.
Een andere consequentie van de periodieke depressies was dat Vestdijk ongeschikt was voor een ‘normale’ baan. Ook als arts, waarvoor hij was opgeleid, kon hij niet werken. Romans schrijven viel wél te combineren met de ziekte, op voorwaarde dat het werk steeds af was voordat de duivel van de depressie, wiens hete adem hij constant in zijn nek voelde, hem weer te pakken kreeg. Dáárom schreef Vestdijk sneller dan God kon lezen.
Eén keer lukte het niet en kwam de duisternis op een moment dat de roman nog niet af was. Vestdijk voltooide hem na zijn herstel alsnog, maar Het vijfde zegel bleef een stiefkind in zijn oeuvre. Het was de enige roman die hij niet aan zijn jonge bruid voorlas, toen hij na de dood van Ans Koster op zijn oude dag in het huwelijk was getreden met een jonge bewonderaarster.
Het was ook door de terugkerende depressies dat Vestdijk zijn leven lang op zoek was naar de juiste drugs om het monster op een afstand te houden. Als afgestudeerd medicus wist hij natuurlijk wel wat van medicijnen af, maar omdat hij niet praktiseerde kon hij er maar moeilijk aan komen. Een vriendschap met een wat jongere schrijver en bewonderaar, tevens praktiserend arts, was daarom bijzonder functioneel.
Willem Brakman, want hij was het, blijkt – oneerbiedig gezegd- de huisdealer van Vestdijk te zijn geweest. Beide heren schrijven over pillen en poeders, met de bijbehorende psychische en lichamelijke effecten, als volleerde kenners. Herman Brood had er een puntje aan kunnen zuigen.
De aanleiding voor een briefje van Vestdijk aan Brakman was vrijwel steeds: ‘De bodem van het doosje is te zien en naar het schijnt ben ik nog lang niet van plan ermee op te houden. Dank, dank.’ Een typerende openingszin Brakmans antwoord was dan: ‘Natuurlijk zend ik je graag 99 stuks à 5 mg.’
Blij met het boek hield ik de foto op z’n kop, en zag een ondergaande zon over een donker viswater. Daar heb je het, dacht ik droef, dit is zijn laatste boek, een archetypische handdruk via de Doornse koerier. Bij nader inzien en correctie bleek het slechts een depressie, noodlotzwanger als altijd en vol oude vertrouwde trekken. Een goeie dit keer… nergens een sprankje hoop, overal goed verdeelde ellende en mooi donker aan de bovenrand.
Vestdijk was steeds op zoek naar werkzame, adequate middelen tegen de depressie, maar was, zo blijkt uit de brieven, toch ook wel erg gehecht aan de ‘lichte euforie’ van sommige pillen. En om de jonge bruid niet teleur te stellen waren potentieverhogende chemicaliën natuurlijk welkom. Brakman werd weer aan het werk gezet en kennelijk waren de geleverde middelen effectief, want de oude bard kreeg rond zijn zeventigste alsnog twee gezonde kinderen van zijn vijftig jaar jongere bruid.
Het gebedel om drugs werd door Vestdijk opgeleukt en door Brakman beantwoord met corpsbalachtige lolligheden, soms met een zweem van humorvolle grappigheid, maar meestal stomvervelend. Gezamenlijke kennis Nol Gregoor (en diens liefdesleven) vormde ongeweten telkens weer het mikpunt van spot.
Ja met Nol gaat het geloof ik wel goed, ik bezocht hem nog een paar dagen geleden en het was er gezellig, wel zoenen ze elkaar nog onophoudelijk met het vochtige geluid van een boer die zijn laars uit de Biesbos trekt, maar dat is misschien meer een zaak van dentuur, lip of afwijking in míjn hoofd dan van niet in de hand te houden emoties van hun kant. Dus we blijven hopen.
Wie van deze vooraanstaande schrijvers brieven van het niveau van de correspondentie van Toergenjev of Flaubert verwacht, komt bedrogen uit. Wel lezen we dat Vestdijk alleen kon schrijven als hij rookte: ‘2 sigaretten en 2 cigarillo’s.’
Recente reacties