Het peloton – Ben Laurens8 min read
Het peloton van Ben Laurens is, zoals ook op de voorkant staat, een roman over de Nederlandse soldaat in Nederlands-Indië, en wel tijdens de laatste maanden van de koloniale oorlog die Nederland was begonnen om de revolutie neer te slaan. Het verhaal speelt tussen augustus en december 1949 in het bergachtige gebied rond Bandung.
Nederland had op dat moment een wapenstilstand met de nationalisten van Soekarno, maar er was in dat gebied een derde groep, die vocht tegen zowel de Nederlanders als tegen de Indonesische nationalisten. Dat was Daroel Islam, een extreme islamitische organisatie die het westelijk deel van Java al had uitgeroepen tot ‘Islamitische Staat’. De strijders van Daroel Islam waren bijzonder fanatiek en niet bang om te sneuvelen, omdat ze dan als martelaar zouden sterven, met recht op een speciaal plekje in de hemel, omringd door tweeënzeventig gewillige maagden.
Voor de Nederlandse dienstplichtigen was deze strijd extra wrang. De Nederlandse en Indonesische regering bespraken in een Ronde Tafel Conferentie al de voorwaarden van de soevereiniteitsoverdracht, dus er viel niets meer te winnen. Het was sowieso voor elke uitgezonden militair allang duidelijk dat het een zinloze oorlog was en dat de Nederlandse regering vooraf een verkeerde voorstelling van zaken had gegeven. Nu was de strijd inmiddels verloren en toch moesten ze dagelijks hun leven riskeren. In de laatste weken vielen nog vele doden en gewonden.
Zoals gezegd ging de strijd op dat moment al niet meer tussen de legers van Nederland en de Republiek Indonesië, maar tegen orthodox-religieuze opstandelingen met een eigen agenda. De Nederlanders en Republikeinen werkten op dat moment zelfs samen in de verdediging tegen Daroel Islam. In Het peloton wordt beschreven hoe Nederlandse en Indonesische soldaten gewoon naast elkaar in de bioscoop zitten.
Het boek is geschreven door Ben Laurens, hoofd ener basisschool te Rotterdam. Ik herinner me nog dat zijn eerste boek, Hun armoe en hun grauw gezicht, over de hongerwinter, in het midden van de jaren ’80 door de gemeente of de bibliotheek gratis werd uitgereikt aan leerlingen in Rotterdam. De schrijver had zelf de hongerwinter meegemaakt en een paar jaar daarna was hij als dienstplichtig soldaat uitgezonden naar Java. Beide boeken, ook Het peloton, kunnen we zien als ooggetuigenverslagen, gegoten in de vorm van een roman.
Het sterke punt van Het peloton van Ben Laurens is dat de schrijver weet waarover hij spreekt, omdat hij het zelf heeft meegemaakt. Over de strijd tussen Nederlandse troepen en Daroel Islam is weinig bekend. Weinig mensen weten dat in de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië meerdere partijen tegen elkaar vochten. Het was een chaotische, gewelddadige periode.
Het peloton lezend beleven wat de gewone soldaten moesten meemaken en onder welke barre omstandigheden deze jonge jongens moesten zien te overleven. Want niet alleen met het moreel was het droevig gesteld, ook het beschikbare materiaal was om te huilen.
De dienstplichtigen waren gekleed in afgetrapte, tweedehands uniformen van het Britse leger. Het na veel soebatten tijdelijk in gebruik gekregen mortier was gemaakt in 1916 en stamde dus nog uit de Eerste Wereldoorlog. Kregen ze eindelijk een klein kanon, waren er geen bijpassende granaten voorhanden. Er was niet eens verband aanwezig om de gewonden te verbinden.
Het Nederlandse leger beheerste overdag de wegen in het gebied, maar niet de bergachtige ommelanden. De Daroel Islam voerde een guerrillaoorlog. Ze doken plotseling op, vielen aan en verdwenen weer in de bosjes. Door de dichte begroeiing en de bergen konden ze ongezien heel dichtbij komen, aanvallen en zich weer terugtrekken. De taak van het peloton was patrouille lopen.
De sergeant moest het doen met de huidige bewapening. De verantwoording drukte zwaar op de 23-jarige pelotonscommandant. Hij wilde in eerste instantie botweg weigeren zijn mannen onder deze omstandigheden het veld in te sturen. De praktijk had hem echter geleerd dat het níet lopen van patrouilles een averechts effect had. Kwamen de Nederlanders het kamp niet meer uit, dan hadden de peloppers de handen vrij en gedroegen ze zich als heer en meester in het pelotonsvak. Ze terroriseerden de bevolking, zodat deze zienderogen verarmde, en uiteindelijk vielen ze de Nederlandse posten aan. Geen van de manschappen vond dat een aanlokkelijk vooruitzicht. Patrouille lopen was nog het minste van de twee kwaden.
Uit het verhaal wordt duidelijk dat de boerenbevolking, zoals altijd, tussen twee vuren zat. Beide strijdende partijen eisten medewerking en waren bereid om hun woorden met geweld kracht bij te zetten. Ook waren er Nederlandse militairen die kampongs in brand staken of plunderden. Niet elk peloton deed mee aan deze misstanden, en het wekte ook bij de soldaten verontwaardiging. Maar het vorderen van spullen werd normaal bevonden, en bijna iedereen raakte na verloop van tijd afgestompt voor het onrecht.
In het onderstaande stukje vordert de sergeant de enige hanglamp van een familie:
De soldaten stonden er onaangedaan bij. De eerste keren schaamden ze zich bij dergelijke operaties, maar dat was lang geleden. Als anderen niet voor je opkwamen, moest je voor jezelf zorgen. Werden de regels een beetje ruim genomen, dan was dat jammer. Ze konden moeilijk in het donker gaan zitten omdat de legerleiding niet voor verlichting zorgde. De infanterist had een keiharde mening over alles wat hemzelf betrof, een mening die zeer cru was voor criticasters in een leunstoel. Beter honderd peloppers de pijp uit dan één sobat. De oelewapper met een esthetischer taakopvatting kon zijn baantje zo overnemen, híj had er niet om gevraagd. Hoe gauwer hoe liever, dan kon hij naar huis. Maar tot nu toe had niemand zich gemeld.
Het woord pelopper is de Indonesische verbastering van ‘voorloper’ en was de gebruikelijke aanduiding van Indonesische soldaten door de Nederlanders. Sobat betekent kameraad (hiervan is het Nederlandse soebatten afgeleid). Volgens de schrijver spraken de boeren onderling Javaans, maar dat is minder waarschijnlijk. De omgeving van Bandung is weliswaar gelegen op het eiland Java, maar in dit deel spreekt men Soendanees, geen Javaans.
Ben Laurens schrijft, zich inlevend in de tijd die hij meemaakte, stoere soldatentaal, vaak met van die droge, enigszins gedateerde opmerkingen, die ik me nog herinner van Arendsoog en Witte Veder. Zo van ‘hij vond het tijd er tussenuit te knijpen’ (tijdens een hevig vuurgevecht) en ‘hij bukte, want hij had geen zin om zelfmoord te plegen.’
In het eerste deel van de roman zijn er lange tijd geen confrontaties met de vijandelijke troepen, maar dan gaat het toch fout. De strijd was hard. Nederlandse soldaten die in handen van de vijand vielen, werden getjin-tjangd, dat wil zeggen in stukken gesneden. Ze stierven een verschrikkelijke dood door bloedingen en verstikking omdat hun afgesneden geslachtsdeel in hun eigen mond werd gestopt.
De reactie van sommige Nederlandse militairen hierop was even wreed en gewelddadig. De vermoedelijke (!) daders moesten na hun gevangenneming hun eigen graf graven, werden mishandeld en tot slot met een zwaard onthoofd. De plaatselijke bevolking, jong en oud, moest toekijken. De Nederlandse militairen die zich aan deze excessen schuldig maakten werden weliswaar vervolgd, maar de opgelegde straf (zes jaar cel) werd al snel kwijtgescholden. De onthoofde lijken werden door een andere eenheid opgegraven en in de oceaan gedumpt, zeven kilometer diep, zodat er geen bewijs meer was.
Ben Laurens beschrijft het allemaal. Hij is vooral boos op de regering, die dienstplichtige jongens, die kort daarvoor de hongerwinter en bezetting van Nederland hadden overleefd, in deze situatie plaatste. Hij suggereert overigens dat er ook enkele Oostfrontstrijders, dus oud- SS’ers waren onder de oorlogsvrijwilligers die samen met de dienstplichtigen dienden. Dat waren geharde militairen met bedenkelijke principes.
Extra wrang is wat later bekend werd, namelijk dat de fundamentalistische moslimstrijders, die zo veel slachtoffers maakten bij de Nederlandse dienstplichtigen en de plaatselijke bevolking, in het diepste geheim werden gefinancierd door prins Bernhard. Hij betaalde dat natuurlijk niet uit eigen zak, maar stuurde geld dat hij lospeuterde van (de voorlopers van) Shell en AkzoNobel. Misschien hebben er zelfs wapenleveranties plaatsgevonden. Het doel van deze geheime steun aan de extremistische moslims was om het Soekarno extra moeilijk te maken. Zie voor meer informatie het boek Harer Majesteits loyaalste onderdaan van Sytze van der Zee. Gelukkig heeft Ben Laurens dit alles nooit geweten.
Het peloton is, zoals op de achterflap is te lezen, bedoeld als eerbetoon aan de soldaat van toen. Een dergelijk doel heeft het gemeen met Lichter dan ik van Dido Michielsen, een roman die is opgezet om aandacht te schenken aan het tragische lot van de nyai in het negentiende-eeuwse Nederlands-Indië. Voor beide boeken geldt dat ze beter geslaagd zijn als verslag, als bron van informatie, dan als roman. Dat ligt aan het gebrek aan gelaagdheid, diepgang, psychologische ontwikkeling van de personages, kortom de elementen die van een verhaal een roman maken.
Omdat Het peloton van Ben Laurens wordt gepresenteerd als roman weten we natuurlijk niet wat de auteur heeft weggelaten of erbij heeft verzonnen. Maar dat weet je nooit, ook niet bij wat andere auteurs, zoals David van Reijbrouck voor zijn boek Revolusi of Kester Freriks voor Echo’s van Indië, uit de mond van andere getuigen optekende. Als ooggetuigenverslag is Het peloton waardevol. Juist vanwege de onopgesmukte vorm van het boek van Ben Laurens is het de moeite van het lezen waard.
Recente reacties