Het verboden rijk – J. Slauerhoff4 min read
Een goed boek vindt altijd zijn weg naar een hongerige lezer. Iemand die ik volgde op X ruimde zijn boekenkast op. Ik reageerde. Er niets meer van gehoord hebbend, vergat ik het voorval. Tot op een dag de postbode voor de deur stond met een dik boek waarin de drie (voltooide) romans van J. Slauerhoff zijn gebundeld. Het onderstaande gaat over zijn eerste roman, uitgegeven in 1932.
Jan Slauerhoff groeide op in Friesland. Na zijn studie geneeskunde in Amsterdam (waarbij hij Simon Vestdijk leerde kennen) werd hij scheepsarts, gespecialiseerd in de behandeling van syfilis en andere geslachtsziekten, wat in die tijd goed van pas kwam in de scheepvaart. Als zovelen werd hij als dichter en schrijver van korte verhalen geïntroduceerd door E. du Perron en Menno ter Braak.
Slauerhoff is, voor zover hij nog wordt herinnerd, vooral bekend als dichter. Eerlijk gezegd wist ik niet eens dat hij drie romans had voltooid. Na ze te hebben gelezen, verwondert mij dat. Want naar mijn mening zijn het meesterlijke romans. Misschien komt het doordat Slauerhoff een heel on-Nederlandse schrijver is. In ons land wordt de literatuur voor een aanzienlijk deel bevolkt door bureaugeleerden. Literatuur is vaak navelstaren. Slauerhoff daarentegen heeft, ondanks zijn broze gezondheid, echt geleefd; groots en meeslepend, net als zijn tijdgenoot Hendrik Marsman.
Schrijver was hij tegen wil en dank:
De hele dag zat ik als een wilde kat in het bos, zwerend dat ik nooit meer schrijven zou. Maar een week later schreef ik toch. Ik trachtte mij te troosten: een beeldhouwer en een schilder kunnen niet vrij reizen, zij moeten zwoegen in een werkplaats, maar ik, ondanks mijn zwak, kon toch even goed zwerven, een stuk papier, een lap boomschors desnoods, is overal te vinden, als men het schrijven niet kan laten. Maar ik wist wel dat dit drogredenen waren, dat hij, die met deze ziekte is bezocht, altijd smacht naar de plaatsen waar het vaderland is van de geest: Parijs, Rome, Ravenna. Zonder dit euvel had ik overal mijn vaderland gevonden, zowel op zee als in de woestijn, nu zou ik overal een balling zijn, vooral in mijn eigen land.
Slauerhoff schrijft in prachtig bloemrijk proza, met poëtische zinnen. Als jongen was ik gek op verhalen van de zee en verslond ik de boeken van K. Norel en de Scheepsjongens van Bontekoe van Johan Fabricius. Het fregatschip Johanna Maria van Arthur van Schendel is een van mijn favoriete boeken. Is dat iets Nederlands? Ik vraag mij af of zijn beschrijvingen van het zwervende zeemansleven voor een lezer uit de binnenlanden, bijvoorbeeld uit Beieren of Hongarije, net zo aantrekkelijk zijn. Hoe dan ook, ik heb genoten van de schetsen van Slauerhoff in Het verboden rijk. Het is de romantiek van de zeevaarder, hoewel het een ellendig bestaan is, vol doffe verveling en zware ontberingen, enkel dragelijk door het gebruik van drank en andere roesmiddelen.
Het boek heeft een mooie opbouw, met originele perspectiefwisselingen. Het begint met de stichting van Macao, een Portugese vesting in China, in 1557. We volgen Camoës, de Portugese dichter en soldaat. Dan volgt opeens een deel dat in een heel andere tijd speelt. Het is knap gedaan. De hoofdpersonen uit de verschillende delen en tijden vloeien op een gegeven moment in elkaar over. Dit alles houdt deze roman boeiend.
Het on-Nederlandse van Het verboden rijk blijft me verbazen: het gaat niet over de VOC, maar over de Portugezen. Zelfs de zeeman in het verhaal is geen Hollander, maar een Ier. Deze hoofdpersoon is nergens thuis, een balling van zijn land. ‘Ook de zee, die mij vroeger zo veel goed deed, had ik verloren als vriend; vroeger hoorde ik het geruis langs het schip als bemoediging, nu als lijkzang.’ In een diplomatieke bedetocht van Macao naar Peking komt hij diep in het land, ‘waarin niemand van zijn ras vóór hem was doorgedrongen’.
Slauerhoff geeft en passant een prachtige beschrijving van China:
Als het geluk op aarde nog ergens te vinden was, dan moest het daar zijn, bij de oudste wijsheid, de verhevenste natuur en het zuiverste genot. In het heden gelukzalig, door de vele littekens uit het verleden gepantserd, zou ik zonder vrees alle schimmen en demonen kunnen ontmoeten, zonder in hen op te gaan, hun gastvrijheid bieden zonder zelf een haar, een cel, te veranderen. Ik, die eerst zo zwak was en geen voet aan zijn uiterste rand durfde zetten, zal binnendringen in het land dat altijd ongerept is gebleven, dat niet afweert, maar duldt; zich in schijn veroveren laat en alle barbaren en vreemdelingen ombrengt in zijn lome, langzaam verstikkende greep en onder de druk van zijn massa.
Naast het feit dat Het verboden rijk een spannend boek is vol zeemansromantiek, verlangen, ontluistering, een overval door Chinese piraten, belegeringen, politieke intriges, is het een vooral een poëtisch en diepzinnig boek, dat erom vraagt om vaak te worden herlezen.
Recente reacties