Ik kom terug – Adriaan van Dis1 min read
Eindelijk heb ik hem uit… Ik ga niet beweren dat Van Dis niet kan schrijven. Het was in stilistisch opzicht een verademing na De stamhouder. Er zitten mooie paragrafen in, als deze:
Vermorzel de drift. Hunker naar verbetering. Laat het positieve winnen. Ram het erin. We speelden hamer en aambeeld, en vonden elkaar in tegenkracht.
We zien de gesoigneerde Van Dis vaak op televisie in amusementsprogramma’s. Hij noemt dit op pagina 53 ‘m’n reet incrèmen en de baan op om mezelf uit te venten.’ Ik ben niet preuts, maar het blijft vreemd om in een boek van zo’n deftig sprekende heer woorden als ‘pik’ en ‘kut’ te lezen.
Het is vooral de weinig tedere omgang tussen moeder en zoon die het boek voor mij onaangenaam maakt. Constant gaan ze elkaar te lijf.
Eerlijk zijn. Ik wilde haar openbreken (haar pijn doen, ze moest voelen wat ik voelde, maar dat zei ik niet). (…) ‘In mijn fantasie heb ik haar al een paar keer vermoord,’ – ik maakte het wurggebaar – ‘nu doe ik het op papier.’
Een nogal plastische beschrijving van lichamelijk verval (denk aan schilferende benen, de geur van urine) is sowieso al niet erg opwekkend om te lezen, maar als het dan ook nog gepaard gaat met een liefdeloze, vaak ronduit hatelijke omgang…
Wat het boek nog enigszins redt zijn de beschrijvingen van herinneringen uit Nederlands-Indië. Desondanks sleepte ik me met moeite naar de laatste bladzijde.
Recente reacties