Leven op de rand: Biografie van A. Alberts – Graa Boomsma3 min read
Goede schrijvers zijn vaak saaie mensen. Na lezing van Leven op de rand moet ik concluderen dat zelfs weinig opwindende (of opgewonden) persoonlijkheden als Vestdijk en Bordewijk nog een enerverend leven hebben geleid in vergelijking met A. Alberts. Leven op de rand is in het Engels ‘living on the edge’ en betekent een leven vol spanning en gevaar. Daarvan was bij Alberts geen sprake, integendeel. Het enige dat hij meemaakte was dat hij als ambtenaar werd uitgezonden naar Nederlands-Indië, waar hij na tweeëneenhalf jaar dienst terechtkwam in een interneringskamp van de Japanse bezetter. Het kamp overleefde hij en hij ging terug naar Nederland, om bij zijn moeder in Appingedam te gaan wonen. Later kreeg Alberts een aanstelling als rijksambtenaar. Op z’n veertigste trouwt hij met zijn 23-jarige secretaresse, met wie hij tot zijn dood op hoge leeftijd als twee kluizenaars zal leven in een vrijstaand huis, met steeds verder gaande beveiligingsmaatregelen om een eventuele inbraak te voorkomen.
Bij gebrek aan gebeurtenissen dist de biograaf diverse boekhoudkundige gegevens op, zoals de verkoopcijfers van de boeken (1183 exemplaren van De eilanden in 1991), uitbetaalde voorschotten en de aangifte voor de inkomstenbelasting. De lezer leert de details van de pensioenpositie van de schrijver, de hoogte van de leningen die hij afsloot, het daarbij overeengekomen rentepercentage, enzovoorts enzovoorts. Ook sprak de biograaf met mensen die Alberts nog hebben gekend. Een redactiesecretaris van De Groene herinnert zich ‘dat Alberts halverwege de jaren zestig een boodschappenlijst van Fientje bij zich had waarop stond dat hij niet moest vergeten drop te kopen.’ Spannender dan dat wordt het niet.
Opvallend vond ik hoe goed de betere klasse het voor zichzelf had geregeld in de jaren ’30. Alberts vader had een goed inkomen als scheepskapitein en de kinderen gingen als vanzelfsprekend studeren. Alberts koos (omdat hij niets anders wist) voor indologie in Utrecht. Het handjevol studenten aan de faculteit werd gematst op een manier die tegenwoordig ondenkbaar is. Tentamens waren mondeling en zo lang je beleefd was, slaagde je altijd. Het was vanzelfsprekend dat je na je kandidaats ging promoveren en de promotor schreef grotendeels jouw proefschrift. Daarna kreeg je enkele jaren (!) ruim betaald verlof, tot je een oproep kreeg voor een uitzending naar de Oost. Een prettig leventje! Uit verveling toog Alberts naar Parijs, om zich als voluntair (onbezoldigd medewerker) te melden bij het Franse ministerie van Koloniën. Eerst werd hij weggestuurd, maar de professor van de universiteit kende de minister van koloniën en die wilde wel een briefje schrijven naar zijn ambtsgenoot in Frankrijk, waarna het begeerde baantje snel een feit was.
Het meest amusante deel van de biografie is de ontstaansgeschiedenis van Alberts’ tweede roman, De vergaderzaal. Deze werd al in 1954 aangekondigd met een voorpublicatie, maar pas voltooid in 1974. Uitgever Geert Van Oorschot werd er wanhopig van. Toch bleef hij Alberts tot het einde toe steunen, ook financieel. Het geduld van de uitgever was bovenmenselijk. Uiteindelijk werd het een verhaal van tachtig pagina’s, dat door Van Oorschot op speciaal uit Engeland gehaald dik papier werd gedrukt, met weinig tekst per bladzijde, om het toch een roman te kunnen noemen.
Goed geschreven kan ik Leven op de rand helaas niet noemen. Er zitten veel herhalingen in, zelfs stukken die letterlijk een paar bladzijden verder opnieuw opduiken (zie bijvoorbeeld de bladzijden 291 en 297). Elk artikel of kort verhaal van Alberts wordt door Boomsma uitgebreid naverteld. Het taalgebruik geurt soms naar spruitjes (‘krasse bewoordingen’) en dat is niet omdat het deels over de jaren ’50 gaat. Typerend is de manier waarop Boomsma op pagina 145 beschrijft hoe Alberts zijn vrouw Fientje veroverde. Eerst stelt hij dat het ‘ongetwijfeld’ op een bepaalde manier ging en drie regels later schrijft hij: ‘Maar misschien is het wel heel anders gegaan’. Daar schieten we iets mee op…
In elk geval weten we nu meer van de schrijver van de soms werkelijk briljante verhalen als De bomen, De vergaderzaal, De eilanden en , al was het maar dat er eigenlijk niets te weten valt.
Tweede helft jaren dertig naar Parijs; willen trouwen met een vrouw die zwanger is van een ander (die vrouw wijst hem af); in het oorlogsjaar 1939 naar Madoera als ‘koloniale bestuurder’; vier Japanse kampen én de ‘bersiap’ overleefd als soldaat; oorlogstrauma dat op tijdelijke gekte uitloopt; jarenlang redacteur van De Groene; alcoholist om trauma te verwerken; schrijver van meesterlijke vertellingen; veel te meegaand in de paranoia en schuwheid van zijn bange vrouw… Wat een saai leven. Staat allemaal in de biografie maar niet (of nauwelijks) in uw snel geschreven stukje dat een oppervlakkige mening verkondigt. Jammer. Dit dan maar als tegengas.
Geachte heer Boomsma,
Bedankt voor uw reactie. Mijn stukjes zijn inderdaad snel geschreven en bijzonder subjectief bovendien. Ik raad een ieder dan ook aan om zelf het besproken boek te kopen, te lezen en erover te vertellen. Tegengas is altijd welkom.
Als zo’n snel geschreven stukje van mij de lezer niet onberoerd laat, op welke manier dan ook, ben ik al tevreden. Als het dan ook nog de lezer motiveert om naar de plaatselijke boekhandel te gaan teneinde het boek te kopen en te lezen, ben ik (heel even) volmaakt gelukkig.
Dus een algemene oproep aan elke bezoeker: koopt allen Leven op de rand: Biografie van A. Alberts, geschreven door Graa Boomsma. Laat hier weten wat je ervan vindt. Lees ook zeer zeker de werken van A. Alberts!