Mijn zuster de negerin – Cola Debrot1 min read
Korte verhalen en novelles blijven soms krachtiger in de herinnering hangen dan romans. Denk bijvoorbeeld aan klassiekers als Het veer van Vestdijk, De uitvreter van Nescio of Groen van A. Alberts. Als de Antilliaanse schrijver Cola Debrot ergens van herinnerd wordt, is het wel van zijn prozadebuut, Mijn zuster de negerin. Alleen de slotzin al is legendarisch:
Droevig werd het leven, maar het werd vol van een zinrijkheid die het elders mist. En dit is het enige dat men de kinderen dezer aarde niet kan ontnemen.
Dit werk behoort tot de beste van de Nederlandstalige literatuur: een verhaal met onverwachte wending, geschreven in een prachtige, trefzekere stijl, mysterieus, exotisch, intrigerend. Het staat op dezelfde hoogte als De vreemdeling van Albert Camus.
Met een lach op het gezicht zat inmiddels Frits Ruprecht aan tafel. Een tevreden onverschillige lach, nu het kauwen op voedsel hem weer teruggebracht had tot de werkelijkheid en tot wantrouwen tegenover de meer of minder omslachtige verhalen waarmee de ene mens de ander tracht om de tuin te leiden.
Het verbaast me niets dat W.F. Hermans een groot bewonderaar was van Cola Debrot en dit verhaal, zo zeer zelfs dat hij zijn zoon Ruprecht noemde.
De titel van het verhaal bevat een woord dat al enige tijd niet meer politiek-correct is, maar door de schrijver volledig te goeder trouw is gebruikt. Laat dit geen beletsel zijn om Mijn zuster de negerin te blijven herlezen, van de ene generatie op de andere.
Recente reacties