Pramoedya Ananta Toer, essay en interview – August Hans den Boef en Kees Snoek4 min read

Pramoedya Ananta Toer bezat een van de zeldzaamste eigenschappen die een mens kan hebben: gevoel voor nuance. Bij hem was niets enkel zwart of wit. Hij zag helder de schaduwkanten van ‘goede’ ontwikkelingen en andersom. Een dergelijke positie is waarschijnlijk de eenzaamste die er bestaat. Rationeel bekeken begrijpen de meeste mensen wel dat alles meerdere kanten heeft, maar in de praktijk word je geacht te kiezen: ben je voor of tegen? Vriend of vijand? Het is het een of het ander; mensen houden het graag overzichtelijk. Wie niet voor ons is, is tegen ons.

De individualist die in alles zowel de goede als de slechte kanten ziet, kan niet in een hokje worden geplaatst. Daar hebben mensen een hekel aan. Zo’n persoon kan zich beter gedeisd houden. Doet hij dat niet, dan zal hij problemen krijgen. Pramoedya kwam daar al snel achter. Toch was het voor hem geen reden om zijn mond te houden: hij sprak zich vrijmoedig uit, als journalist en in zijn literaire werken.

Pramoedya Ananta Toer schreef en schreef, zelfs al werd hem dat vrijwel onmogelijk gemaakt en was het levensgevaarlijk. Veel van zijn boeken zijn opgebouwd uit minuscule stukjes papier die hij stiekem beschreef en die op miraculeuze wijze uit de gevangenis werden gesmokkeld. Want een groot deel van zijn leven zat Pramoedya gevangen. Zijn oeuvre had veel groter kunnen zijn, want helaas zijn veel van zijn manuscripten in beslag genomen en nooit meer vrijgegeven.

Zoals gezegd, zag Pramoedya de goede én de slechte kanten van de dingen. Hij was kritisch op de Japanse bezetter van Nederlands-Indië (‘De Japanse militairen gedroegen zich als beesten’), zoals ook blijkt uit zijn debuut De vluchteling. Maar een terugkeer naar de Nederlandse overheersing zag hij ook niet zitten. Net als zijn vader, die begin jaren ’30 al werd veroordeeld wegens politieke activiteiten, zette Pramoedya zich in voor de onafhankelijk van zijn land. Daarvoor werd hij wreed gestraft door de teruggekeerde Nederlandse machtshebbers, die de vooroorlogse orde probeerden te herstellen.

Pramoedya werd opgepakt tijdens de eerste politionele actie in 1947 en – na ondervraging en zware mishandeling – tweeëneenhalf jaar vastgezet op het eilandje Edam (nu: Pulau Damar Besar), voor de Javaanse kust bij Jakarta. Typerend voor Pramoedya is dat hij ondanks deze slechte behandeling door de Nederlanders nog steed oog had voor de verdiensten van het kolonialisme, zoals blijkt uit het in dit boekje opgenomen vraaggesprek:

Zonder het kolonialisme zou Indonesië niet zijn wat het nu is. Zelfs de hoofdstad werd door de Nederlanders uitgekozen. De infrastructuur werd vrijwel geheel door hen geschapen, en ook de wetten en ons gevoel van recht en slecht hebben we van onze bezetters. Daar blijft het niet bij, zelfs de variëteit van het voedsel hebben we aan hen te danken. De cassave, een volksvoedsel, werd door de kolonialen vanuit Afrika meegebracht naar Indonesië. De maïs die hier wordt geteeld is geïmporteerd, alsook de boontjes. De Nederlanders veredelden de zaden, verder richtten ze ondernemingen op waardoor de bevolking nieuwe vaardigheden leerde en waardoor er nieuwe planten werden gecultiveerd, zoals thee en koffie. Het was de bezetter die dit alles introduceerde.

Vanzelfsprekend had Pramoedya ook oog voor de vele slechte kanten van het kolonialisme, zoals de zeer beperkte vrijheid en het in stand houden van de feodale structuren om met behulp van de sultans het volk eronder te houden. En toch, hoewel hij heeft gestreden voor de onafhankelijkheid en daar een hoge prijs voor betaalde, zag Pramoedya zeker de schaduwkanten van het nieuwe bestuur na de onafhankelijkheid. Dat was tegen het zere been en ook onder Soekarno werd hij gevangen gezet. Hij kwam snel weer vrij, maar na de machtsovername door president Soeharto in 1965 ging het opnieuw fout. Zelfs onder foltering weigerde Pramoedya zich zonder voorbehoud uit te spreken voor het militaire bewind van de generaal. Zo kwam hij na enkele overplaatsingen terecht op het beruchte eiland Buru (in de Molukken, ver weg van Java), waar politieke gevangenen onder mensonterende omstandigheden werden vastgehouden.

Pramoedya zat daar lang vast, tot 1979. De kans is groot dat hij als politiek gevangene Hella S. Haasse langs zag komen, die in 1970 een bezoekje aan het strafkamp bracht, georganiseerd door het bewind van Soeharto. Als naïeve intellectueel, ongetwijfeld geplaagd door koloniale schuldgevoelens, liet Haasse zich daarbij in de luren leggen door de staatspropaganda: ze omschreef de strafkolonie als een soort kibboets. Dat was een gotspe; niet alleen was Buru in die dagen een concentratiekamp waar op alle mogelijke manieren de mensenrechten werden geschonden, in heel Indonesië waren nog maar kort daarvoor tussen de 500.000 en 1.000.000 politieke tegenstanders vermoord. Toch had, in de geest van Pramoedya beredeneerd, zelfs het bewind van Soeharto verdiensten, bijvoorbeeld doordat de uitwassen van islamisering en communisme werden beteugeld.

Pramoedya Ananta Toer was als mens en schrijver een van de meest onafhankelijke en authentieke personen die je kunt bedenken. Hoewel hij veelvuldig met de machtshebbers in botsing kwam, was hij niet eens een rebel, eerder een man die zich nergens bij wilde aansluiten en stond voor zijn eigen principes. Hij was autonoom, moedig en vergevingsgezind, zoals goed naar voren komt in dit boekje van Hans den Boef en Kees Snoek. Ik verheug me erop om meer van hem te lezen.

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *