Villa des Roses – Willem Elsschot4 min read

Fons De Ridder uit Antwerpen werkte al bijna drie jaar op kantoor bij de Gusto, een scheepswerf in Schiedam, toen hij in de avonduren op zijn kamer in Rotterdam zijn eerste roman schreef. Het was 1910. Binnen twee, hooguit drie weken was het boek klaar.

Voorin staat: ‘In dankbare opdracht aan mej. Anna Christina van der Tak, mijn trouwe vriendin.’ Zij was een 45-jarige, ongetrouwde vrouw, een juffrouw dus, die de Vlaming altijd aanmoedigde om haar te vertellen over zijn belevenissen als vaste gast van een pension in Parijs, een paar jaar eerder. ‘Ik sprak nog Vlaams, weet u; en dat vermaakte haar. Wel driehonderd keer heeft ze gezegd: ‘Fons, waarom schrijf je dat niet eens op,’ zei de schrijver later.

In 1913 verscheen een voorpublicatie in het blad Groot Nederland, waar op dat moment onder meer Louis Couperus in de redactie zat, en nog datzelfde jaar verscheen het in boekvorm. Het debuut werd overwegend positief onthaald, vooral in Vlaanderen. De Ridder gebruikte vanaf het begin de naam Willem Elsschot als pseudoniem, om daarmee zijn literaire activiteiten niet te mengen met zijn loopbaan.

De ‘Villa des Roses’, waarin het echtpaar Brulot te eten gaf en kamers verhuurde, stond in de rue d’Armaillé, een straat van weinig aanzien in het overigens breed aangelegde ‘Quartier des Ternes’. En zooals de straat was, zoo was ook het huis, dat slechts één enkele verdieping had, terwijl de buurt heinde en verre volgebouwd was met huizen van vijf en zes verdiepingen, welke aan weerszijden torenhoog boven de ‘Villa’ uitstaken. Hierdoor deed het pension wel enigszins aan een gewezen landhuis denken, belegerd en ingesloten door den stuwenden vloed der groote stad, doch voor de nadere omschrijving welke opgesloten lag in de toevoeging ‘des Roses’ had nooit iemand een gangbare verklaring weten op te duiken.

Het verhaal is een tragikomische schets van de kostgangers van Madame Brulot, de uitbaatster van het pension. Elk heeft zijn eigen achtergrond en problemen. Een van de meer succesvolle passanten in het pension is een jonge Duitser, Richard Grünewald genaamd. Louise, een van de kamermeisjes, wordt verliefd op hem. De schrijver zei bijna veertig jaar na publicatie in een vraaggesprek: ‘Die onsympathieke, jonge Duitser uit mijn eerste boek Villa des Roses was ik zelf.’  Terwijl Louise droomt van een nieuw leven samen, blijkt de hele affaire voor Grünewald niet meer dan een avontuurtje te zijn.

Louise is echter zwanger en er zit niets anders op dan abortus. Eerst probeert ze een middel dat te koop is bij een drogist. Van een collega krijgt Louise het geheime wachtwoord: ze moet vragen naar een middel tegen maagpijn. Inderdaad verkoopt de drogist haar onder de toonbank voor veel geld het middel, maar dat helpt natuurlijk niet. Er zit niets anders op dan de illegale kliniek van een oude vrouw te bezoeken, die de abortus uitvoert met behulp van ‘de zeepsopmethode’.

Hierna volgt een van de roerendste scènes, waarbij de Duitser nog één maal Louise bezoekt op haar kamertje, terwijl ze nog ziek op bed ligt na de ‘behandeling’.

Bij het licht der kaars werd alles nu duidelijker zichtbaar. Zooals zij daar lag, zag Louise er niet erg best uit.
‘Ben ik niet vermagerd?’ vroeg zij.
‘Niet erg,’ zei Richard. ‘Ik vind dat je verfijnd bent.’
‘Dat is nu óók maar gekheid,’ vond Louise. Maar toch deed het haar genoegen.
‘Wat is dat?’ vroeg Richard.
‘Citroenwater.’
‘En dát?’ Hij wees op een pakje, in krantenpapier, dat op de nachttafel lag.
‘Niets,’ zei Louise, en zij stak er de hand naar uit.
Hij was haar echter voor.
‘Hoezo niets?’ vroeg hij nieuwsgierig en hij wilde het openmaken.
‘Richard! Laat dicht! Dan zal ik het je zeggen.’ Het klonk zoo streng en tevens zoo angstig dat hij gehoorzaamde.
Met een paar woorden wist hij alles.
‘Ik geloof dat het weg zou moeten,’ zei Louise.
‘Natuurlijk moet het weg, Donnerwetter,’ antwoordde Grünewald scherp, ‘en wel dadelijk. Hoe vreeselijk onvoorzichtig.’
Hij stak het bij zich en stond op.
‘Kan ik nog iets voor je doen?’ vroeg hij.
Hij gaf haar nog een zoen, sprak de hoop uit dat zij spoedig weer geheel hersteld mocht zijn, blies de kaars uit en liet haar alleen.
Hij ging langs een omweg naar het pension van mevrouw Wimhurst en onderweg, in een verlaten straat, gooide hij het pakje met het ding erin over een schutting.

Het pakje met het ding… De goede verstaander begrijpt dat het gaat om de afgedreven foetus van het kindje van Louise, verwekt door de man die het nu emotieloos over een schutting gooit en haar nu aan haar lot overlaat en als het ware fluitend uit haar leven verdwijnt terwijl zij achterblijft.

Dit citaat is wat langer dan gebruikelijk, maar ik heb het hier toch volledig opgenomen omdat het zo schrijnend is en een goede indruk geeft van de neutrale stijl van Willem Elsschot. In Villa des Roses beschrijft de grote schrijver zonder pathos een echt menselijk verhaal, opgetekend met mededogen en onderkoelde humor, dat qua stijl en thematiek niet onderdoet voor het beste in de Russische bibliotheek.

Dit vind je misschien ook leuk...

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *