Zwanen schieten – Hella S. Haasse4 min read
Hella Haasse behoort tot de ouderwetse schrijvers, in de positieve zin van het woord. Dat uit zich in haar vakmanschap en het feit dat ze Duitse en Franse zinnen onvertaald laat. Vroeger veronderstelden schrijvers een zeker niveau van algemene ontwikkeling bij hun lezers; vaak niet ten onrechte.
In mijn agenda noteerde ik haastig uitspraken die me troffen: ‘Het zou dwaas zijn te stellen dat verbeelding en werkelijkheid elkaar uitsluiten. Dat is een dwaling van het positivisme. Want wat de mens beleeft, is niet los te denken van zijn verbeeldingswereld’, en, niet adequaat te vertalen: ‘Le savoir du roman déploie ses libres parcours à travers le territoire de l’imaginaire humain.’
Het vakmanschap zit hem in de opbouw van het verhaal en de mooie zinnen, zoals ‘Liever nam zij het risico hem te verliezen dan te berusten in een verbintenis waar trouw niet met vertrouwen beantwoord werd.’ Of ze introduceert een cliffhanger, zoals aan het einde van de proloog, waar Haasse schrijft over de boodschap herinneringen te laten voor wat ze zijn en dan eindigt met: ‘Maar die waarschuwing heb ik in de wind geslagen.’
Aan het begin van het verhaal schetst Hella Haasse een overzicht van de zwaan in de Europese literatuur, van Leda, die Zeus verleidde in de vorm van een zwaan, waaruit Helena werd geboren, met haar schoonheid ‘zowel goddelijk als met doem beladen’, tot Lohengrin, de Graalridder die zijn naam niet noemt (‘Nie sollst du mich befragen’).
Verklapt Haasse niet een deel van haar schrijversgeheim, opent ze niet al te ver haar gereedschapskist, blootgesteld aan onbeschaamde blikken, door het noemen van de Dictionnaire des Symboles, waarin ze de betekenis van de zwaan heeft opgezocht? Ik denk het niet. Al zou ze haar techniek in een handleiding prijsgeven, Hella Haasse zweeft als een adelaar hoog in het zwerk, ver buiten het bereik van ons, eenvoudige huismussen. Met haar meesterschap oogst ze bewondering en eerbied.
In hoge mate gestimuleerd door de romantische pianomuziek waar ons huis altijd van vervuld was, beleefde ik in mijn verbeelding de voorsmaak van glorieuze erotische ervaringen. In werkelijkheid is niets ooit die vroege gedroomde extase nabijgekomen. Het intense genot dat klankschoonheid me gaf, werd de maatstaf voor wat ik verwachtte van lichamelijke liefde. Muziek en literatuur zijn me noodlottig geworden, in die zin, dat het imaginaire, de abstracte voorstelling, de geestdrift die taal en toon over kunnen brengen, het onmiddellijke beleven in de weg staan.
Het verhaal gaat over een schrijfster die onderzoekt in hoeverre de ervaringen en karakters van haar voorouders haar hebben gevormd. Zwanen, en afgeleiden daarvan, zoals slot Neuschwanstein, spelen een bijzondere rol in het boek. Plaats van handeling is Frankrijk, Nederland, Duitsland, Sumatra en Australië, oftewel ‘de zuidelijke landen achter Java’ vanuit het perspectief van de verkenner van de VOC. Want bij Hella Haasse is Indië nooit ver weg.
Waar het ‘Indië’ betreft, heb ik noch heimwee naar tempo doeloe noch schuldgevoelens. Ooit meende ik dat de natuur, het landschap van Java voor mij de rol vervuld hadden van een ouderlijk huis, dat die warme gloed van ontelbare tinten groen op een beslissend ogenblik in mijn kinderleven de plaats had ingenomen van niet ten volle ervaren vertrouwdheid en koestering. Maar ik begrijp nu, dat het juist de ontoegankelijkheid van die wereld is geweest, die mij altijd in haar ban gehouden heeft. Er was nooit sprake van aanpassing of van een innerlijk veroveren, bezitten, van dat ‘exotische’. De ontroering, ja, de hartstocht, waarmee ik nog altijd reageer op de kleuren, geuren, en geluiden van mijn geboorteland, zijn niet geboren uit herkenning, maar uit het besef dat wat ik waarneem voor altijd onbereikbaar blijft. Alleen het onder woorden brengen van het waargenomene schenkt even de illusie er deel aan te hebben.
Zwanen schieten is een boek over ontheemd zijn, een verslag van een diep zelfonderzoek. Nog minder bekend met het oeuvre van Hella Haasse dacht ik aanvankelijk dat de fragmenten uit de boeken van een fictieve schrijfster kwamen, dat deze dus tegelijk met de rest van de tekst afkomstig waren uit de verbeelding van de auteur. Maar later bleek dat dit werkelijk bestaande, eerder verschenen boeken van Hella Haasse zijn. Ik zie dat uitgeverij Querido bij een latere druk het woordje ‘autobiofictie’ (een woord van Connie Palmen?) op de voorkant heeft gezet. In het boek benoemt ze het kwetsbare deel van zichzelf, dat zelfs van het echt gebeurde geen verslag kan uitbrengen zonder fabuleren.
Misschien zou je kunnen zeggen dat een roman op die manier, met aanhalingen uit eerder werk, wel lekker snel vol komt; dat de schrijfster het hier deels op routine doet. Toch hindert mij dat niet. Al twee keer eerder roemde ik het merkbare vakmanschap van deze grootmeester, en dat is dan ook de reden. Als Hella Haasse vertelt, luisteren wij. Zowel qua vorm als wat betreft de inhoud is dit een meesterlijk boek.
Recente reacties